Menu
Publicaties
Door Dick van Ginkel

Toezichthouders willen actie. Herkent u dat?

Augustus jongstleden is Jules de Kort afgestudeerd aan de Universiteit Utrecht met de masterscriptie ‘Wie is de Raad van Toezicht’, een onderzoek naar de motivatie van toezichthouders in de publieke sector. Hij heeft, onder meer door een groot aantal interviews, onderzocht wat de drijfveren zijn om toezichthouder te worden. Het is een lezenswaardig onderzoek over een onderwerp waar nog niet veel over bekend is: ik beveel het aan. De resultaten stemmen mij deels tevreden, maar op één punt maak ik me een beetje zorgen.

Laat ik beginnen met de conclusies waar ik blij van wordt. Alle toezichthouders zien volgens de Kort hun rol als toezichthouder als een vak. Het is geen ‘bijbaan’ maar een bewuste keuze voor een rol als toezichthouder. Daarbij spelen voor wat betreft de keuze van het soort organisatie expertise, ervaring, persoonlijke achtergronden en het kunnen bijdragen aan de publieke zaak een rol.

Niet bang voor aansprakelijkheid P&C cyclus is saai

De belangrijkste intrinsieke drijfveren om toezichthouder te worden zijn willen leren, invloed kunnen uitoefenen en kennis overdragen. Toezichthouders doen dat vanuit een grote identificatie met de belangen van ‘hun’ organisatie. De belangrijkste beloning voor toezichthouders is informatie en vergroting van hun netwerken. Financiële beloning is niet onbelangrijk maar wordt vooral gezien als een redelijke vergoeding voor geïnvesteerde tijd. En tenslotte, ook een mooie constatering, is dat toezichthouders zich niet laten beïnvloeden door de toenemende aansprakelijkheidsrisico’s.

Drijfveren

Tot zover een mooi beeld over de drijfveren van toezichthouders waarvan je zou hopen dat het op alle toezichthouders in het publieke domein van toepassing is. Maar dan komt een conclusie die mij zorgen baart. De Kort geeft aan dat toezichthouders zich vooral uitgedaagd voelen als situaties spannend zijn. Bij kritieke situaties, bijvoorbeeld met betrekking tot de strategie of de bedrijfsvoering, veren ze op. Het is juist in deze omstandigheden dat toezichthouders van mening zijn dat hun toegevoegde waarde tot uitdrukking komt. Men is zich daarbij overigens zeer goed bewust van het belang van een goede rolverdeling tussen RvT en bestuur en waakt er bewust voor niet op de stoel van de bestuurder te gaan zitten. Maar hun persoonlijke drijfveren sluiten het beste aan bij een actieve, adviserende en organiserende rol van de raad van toezicht. Controle daarentegen, bijvoorbeeld op basis van de planning- en controlcyclus, motiveert veel minder, en wordt als saai en niet uitdagend gezien. De Kort concludeert dan ook dat de hoofdtaken van de raad van toezicht,en dan met name de controlerende taak, maar gedeeltelijk aansluiten bij de drijfveren en motivatie van toezichthouders.

Het risico van een actieve en adviserende rol?

Spannende situaties

Als ik eerlijk ben herken ik wel iets in zijn conclusie. Vooruitblikken, met de benen op tafel discussies, klankborden en adviseren geeft, zeker in spannende situaties, veel meer energie dan de bespreking van de planning- en control documenten. Maar teveel accent op een actieve en adviserende rol brengt natuurlijk risico’s met zich mee. Herkent u de conclusies van de Kort? Is de controlerende taak van de RvT inderdaad saai en niet uitdagend? En wat doet u om de balans in uw toezichthoudende rollen te bewaken?

Voor wie het onderzoek in z’n geheel wil lezen, dit het contactadres van Jules de Kort: j.v.dekort@students.uu.nl. Hij zal u graag een exemplaar toesturen.

Dick van Ginkel

Gepubliceerd op Lucide.info, 30 september 2015